Onderdeel van het assessment is de zogenoemde Wiscat. Een hobbel in de vorm van een rekentoets die genomen moet worden om toegelaten te worden tot de Pabo. 4 Maart staat gemarkeerd in mijn agenda. Het is begin januari wanneer ik start met de voorbereidingen.
Als 7-jarige op de basisschool vond ik rekenen lastig. Wanneer er in mijn werkboek een soms als: 7+2=.. stond, dacht ik dat het antwoord zou moeten bestaan uit twee cijfers. Er stonden immers twee puntjes achter het =teken. Cijfers waren verder niet meer dan cijfers. Abstract. Zonder context. Het leren van de tafels ging me makkelijker af. Ik leerde ze in mijn hoofd alsof het een lied was. Alleen de 7×8 vond ik lastig en paste wat mij betreft niet in het liedje. Ook nu nog vind ik het een lastige.
Meneer B. was mijn wiskundeleraar op de middelbare school. Ik was een beetje bang van hem. Hij was zeer punctueel. Van zijn stekeltjeskapsel tot het controleren van het huiswerk. Zijn cynische humor en bijbehorende blik begreep ik niet. Van een tien, die ik voor mijn eerste proefwerk over ruimtelijke vormen haalde, kelderde mijn gemiddelde naar een vijf. Die bleef met hard werken staan tot het moment dat ik het vak wiskunde mocht laten vallen na klas 3.
Hoe dan ook: ik zou de Wiscat halen! Ook ík als zwakke rekenaar. Alles op alles dus.
De maanden voor de Wiscat rekende ik iedere dag een aantal uren. Ik kocht een boek met uitleg en opgaven en struinde het internet af naar oefentoetsen en Youtube-filmpjes met instructie. Tijd voor mijn gezin had ik even niet meer. Ook tijdens de citytrip naar Parijs die ik samen met mijn jongste dochter maakte nam ik oefenmateriaal mee. In de Thalys las zijn de Tina en maakte ik opgaven. Op een gegeven moment was er niets meer te oefenen. Alle opgaven die ik op het internet tegenkwam had ik al eens gedaan. Het boek kende ik uit mijn hoofd. Het was een kort durende verslaving. En ik begon het nog leuk te vinden ook.
Ik streepte de dagen en uren weg tot het moment van toetsing. Ook de uren in die nacht voorafgaand aan de dag, het moment, dat ik zou moeten laten zien of ik het kon.
Als een groep middelbare scholieren wachtend voor de examenzaal stonden we daar. Ik voelde de onrust en spanning om mij heen. Binnen werden ons instructies gegeven: naam opschrijven, handtekening zetten, telefoon in de tas. Tas in een hoek van het lokaal en niets dan een pen op tafel. Gelukkig maakte de examinator geen cynische grappen.
90 Minuten mochten we er over doen. Een digitale toets en een kladpapier om berekeningen op te maken. Ik vroeg drie keer om een nieuw kladpapier. En rekende als een zotte. Er pas naderhand achterkomend dat een rekenmachine was toegestaan en door iedereen gebruikt. De laatste twee vragen beantwoorde ik met mijn ogen dicht. Twee keer gokken. De tijd was op.
Thuis kwam de paniek. Ik had de toets rampzálig gemaakt. Niet gehaald! Dus mijn kans om basisschooljuf te worden was verkeken. Mijn lief voelde met me mee. ‘Wacht nou eerst maar eens af wat de uitslag is. En ach, je kunt over een paar weken altijd een herkansing doen’.
Een tweede slapeloze nacht volgde. Cijfers dansten door mijn hoofd.
Een week later verscheen de uitslag van de Wiscat in mijn mailbox. Met één oog dicht las ik het bericht. ‘Gefeliciteerd, je hebt de Wiscat behaald.’ Mijn stoel gooide ik achteruit, ik sprong op en maakte juichend een dansje door de kamer. De ontlading! Mijn 13-jarige zoon keek hangend vanaf de bank enigszins gegeneerd naar het tafereel in de woonkamer.
139 Punten behaald. Omgerekend een negen!